Als zoon van een boer won Coppi op zijn twintigste al zijn eerste Ronde van Italië, waarin hij de toen al beroemde Gino Bartali versloeg. Vijf dagen voor de Tour 1951 overleed zijn broer Serse, eveneens profwielrenner, na een val in de finale van de semi-klassieker Milaan-Turijn. De gevoelige Coppi was door de dood van Serse zo aangeslagen dat hij kansloos aan de start verscheen.
De loopbaan van Coppi werd maar liefst 435 dagen onderbroken door blessures als gevolg van ernstige valpartijen. Nadat hij een jaar voorheen wereldkampioen was geworden, ging het in 1954 bergafwaarts met Coppi. Hij kwam privé in moeilijkheden. Hij verliet zijn vrouw Bruna Ciampolini en ging samenwonen met Giulia Occhini, de echtgenote van dokter Locatelli uit Varano Borghi.
Zijn tweede vrouw, die wegens haar opvallend witte kleding de 'Dame in het Wit' werd genoemd, verdween zelfs voor korte tijd achter tralies. Ze moest van de Italiaanse autoriteiten wegens bigamie in de gevangenis. Fausto werd door dit voorval door de rechtbank van Allessandria veroordeeld tot een vorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. Zijn paspoort werd hem afgenomen. De 'Dame in het Wit' vloog naar Buenos Aires om hun baby Faustino als Argentijn en als hun wettig kind te laten legaliseren.
Op 40-jarige leeftijd reisde Fausto Coppi begin december 1959 met een groep voornamelijk Franse wielrenners onder wie Anquetil, Geminiani en Rivière, voor een tournee naar Opper Volta in West-Afrika. Hij keerde in Novi Ligure terug op 16 december. Tijdens de kerstdagen van 1959 werd Fausto ziek. Hij kreeg hoge koorts en werd op 30 december overgebracht naar het ziekenhuis van Tortona. Daar overleed Fausto aan een virusinfectie, opgelopen in Afrika, in de ochtenduren van 2 januari 1960, pas 40 jaar oud.
Het graf van Fausto Coppi in Castellania is intussen een pelgrimsoord voor wielerfans geworden. Bij zijn begrafenis indertijd waren maar liefst 10.000 supporters aanwezig. Giulia Occhini, de 'Dame in het Wit' raakte in 1993 dicht bij de villa Coppi in Novi Ligure betrokken bij een ernstig verkeersongeval. Ze bezweek aan haar verwondingen. Faustino, de liefdesbaby van Fausto en de 'Dame in het Wit' woont nu! alleen in de villa van zijn vader. Hij is architect.
Tom Vandenbussche
Fausto Coppi De op 15 september 2024 te Castellania geboren Fausto Coppi is ongetwijfeld één van de meest bewonderde wielrenners uit de wielergeschiedenis geweest. Nu, bijna veertig jaar na zijn dood, spreekt men nog steeds met veel ontzag en respect over deze Italiaanse grootmeester, die een zeer indrukwekkende erelijst bijeen fietste. De magere, bleke en slungelachtige Coppi leek helemaal niet op een groot wielerkampioen. Fausto Coppi was echter een klasbak van het zuiverste water. Met een hartslag van 44 slagen per minuut en een longinhoud van 6,7 liter ontwikkelde hij een wonderbaarlijk uithoudingsvermogen. Fausto
Coppi verscheen in 1949 voor het eerst aan de start van de Tour, waarin hij een duel uitvocht met zijn landgenoot Bartali. In de zware Alpenrit Briançon-Aosta overklaste hij de hele meute, inclusief Bartali en hij won met vijf minuten voorsprong. Hij won ook nog de twee belangrijkste tijdritten en werd uiteindelijk ook eindwinnaar van deze Tour. In 1951 won Coppi slechts één rit in de Tour, maar in 1952 sloeg hij genadeloos toe. Hij won maar liefst vijf etappes, het bergklassement en was ook in het eindklassement ongenaakbaar. Fausto Coppi was een uniek renner. Hij was een specialist in het tijdrijden, en blonk uit in het klimmen. Hij beschikte weliswaar niet over een vlijmscherp eindschot, maar hij maakte de wedstrijden meestal zo zwaar, dat hij in de sprint geen moeite meer had met zijn tegenstrevers. Coppi leverde prestaties, die wonderbaarlijk schenen en die hem onvergelijkbaar maakte met zijn generatie-genoten. Zijn geheim was de ver doorgevoerde training, die alleen maar vol te houden was door een sterk renner.
Fausto Coppi won vijf maal de Ronde van Italië, terwijl hij zijn loopbaan in 1953 met een wereldtitel bekroonde. In Lugano fietste hij de concurrenten op een achterstand van maar liefst zes minuten. Coppi was een voortreffelijk ronderenner, maar kon dus ook in de eendagskoersen goed uit de voeten. Zo werd hij vier maal kampioen van Italië, won hij drie maal Milaan-San Remo, vijf maal de Ronde van Lombardije en verder nog de Waalse Pijl en Parijs-Roubaix. Als tijdrijder kende Coppi zijn gelijke niet. Hij won twee maal de Grand Prix des Nations, vier keer de Trofeo Baracchi, drie maal de Grand Prix Lugano en nog vele andere ritten tegen het uurwerk. Als achtervolger op de baan was hij van ongekende klasse. Hij reed in zijn loopbaan 94 achtervolgingswedstrijden, waarvan hij er 84 won. Twee maal werd hij wereldkampioen op deze specialiteit (1947 en 1949), waarin hij in 1948 door Gerrit Schulte in de finale werd geklopt. In 1942 verbeterde Coppi op de Vigorellibaan in Milaan het werelduurrecord en bracht het op 45,781 kilometer.
Op 2 januari 1960 overleed Fausto Coppi aan de gevolgen van malaria, die hij had opgelopen tijdens een reis door Afrika.
Giro d'Italia 1953
Bormio, le 1 Juin 1953.
«La peau de l’ours a été vendue plusieurs fois entre hier soir et ce matin, à la bourse cycliste. le «tifo» sportif est une maladie cruelle, beaucoup de visages d’amis et sportifs, présentaient, soudainement les signes d’une vieillesse précoce. Mines allongées, on ne le comptaient plus, «cela semble le 8 Septembre» (le jour de l’armistice de l’Italie dans la deuxième Guerre Mondiale) dit quelqu’un. Cependant, dans les cafés et dans les restaurants, on commençait la vente de la peau de l’ours. Spectacle triste, quand on pense que l’ours, cependant, est ancore bien vivant, à méditer sur ses ennuis, sur ses fatigues, passées et sur celles qui l'attendent encore. Hier soir, Fausto Coppi n’était pas bien sur content. La journée, meme si colorée par la victoire, avait eue beaucoup d’amertume. L’invincible, avait trouvé qui, selon le jugement de plusieurs, l’avait égalé: et peut-etre Fausto, maintenant, doutait de lui-meme et de ses forces.
Peut-etre, pour la première fois il pensait: «j’ai 34 ans...». Il semble que hier soir encouragé par les amis qui lui disaient: «demain tu attaquera sur le Stelvio!», Fausto ait dit: «Demain c’est trop tard».
Qui a la chance de ne pas etre un vicieux du «tifo» sportif, s’est préparé aujourd’hui assister, à l’épreuve que de lui même aurait due donner le Campionissimo.
C’était une épreuve dure; la plus dure, pour les difficultés de l’étape, d'aussi loin que peut se souvenir un ancien témoin de courses à vélo, la plus dure peut-être pour la vie, pour la réputation, pour l’ambition et pour la carrière meme d’un champion auquel il semble difficile de demander encore les privilèges d’une jeunesse inoubliable, mais qui petit à petit, meme pour lui s’éloigne. Qui donne son coeur aux hommes qui souffrent avant qu’aux hommes qui exultent, ne pouvait pas ignorer le drame secret, le caché détriment de Coppi, un athlète plus prêt à l’angoisse et à la perplexité qu’à l’exaltation et à l’aveugle morgue.
La fatigue à laquelle les athlètes étaient appelés – nous la vimes en montant le gelé calvaire du Stelvio – on annonçait massacrant: adjectif massif, mais c’est l’unique pour définir l’éffort horrible et peut-etre meme inhumain appelé aux coureurs. Fatigue inhumaine en montée et risque terrifiant en déscente: avant une compétition entre chamois et bouquetins; ensuite, en déscente, une confrontation entre parachutistes pour déscendre du toit neigeux du Stelvio jusqu’aux prés du fond de vallée de Bormio.
Il y avait en compétition des jeunes qui, dans le manège enfernal imposé à leur muscles, avaient tout à gagner. Les jeunes de 27 et 28 ans comme Koblet et Fornara, peuvent se permettre le luxe meme de ne pas gagner. A un campionissimo de 34 ans il n’est permis que de gagner: une journée de crise, une heure de malaise, cinq minutes de fatigue lui sont défendus, l’idole ne peut pas retourner etre homme.
Voilà, donc Coppi, en lutte dans une des heures les plus lourdes de sa vie: l’heure où beaucoup de monde était en train de lorgner les premiers signes de fatigue, la première fêlure a l’émail de sa classe. Et, dans cette heure, le voilà, le prodigieux athlète, retourner un petit homme, un fragile homme qui lutte, tout seul, contre le magique redoutable géant de la nature et qui devra aller là-haut tout seul où les glaciers craquent; là-haut sur la très haute montagne dans lequel le ciel, insouciantes de nos petits désagréments, jouent leurs légères dances dans les nuages alpins.
Voilà le petit homme, dont sa faible couronne de gloire – on l’appelle, vous le savez, «sa Majesté Fausto» - peut devenir une triste couronne d’épines: voilà le mélancolique et angoissé petit roi de la grande fable sportive, appelé à la grande, superbe, mais peut-etre encore douloureuse épreuve de son destin.
Les esprits de cent victoires le poussent, dira une facile réthorique: une seule minute de faiblesse, ça suffirait à le trahir: une petite pierre pointue peut l’obliger à mettre pied à terre pour frustrer son effort: un odieux trompeur virage peut le faire tomber: un moment de soif peut le tenailler et peut le dompter.
Je ne vous raconterai pas mètre par mètre, ni kilomètre par kilomètre l’histoire de l’étape. C’est l’histoire d’une seule fatigue victorieuse: la traduire en chiffres ça vaut pour la documenter, mais pour l’appauvrir aussi. Les chronomètres parlent, les bornes se défilent, les virages qui mordent la montagne avec leurs mâchoires se suivent, et enfin la parole est à la neige, la parole est à la tranchée dedans laquelle on court entre les deux gelés murs du glacier. Pourquoi aligner chiffres, là où l’effort d’un coeur et la volonté d’une âme se mesurent avec les secrets numéros qui, même dans le monde le plus élémentaire, sont peut-être les numéros de la poésie? Pourquoi faire de la comptabilité d’un muscle gagnant quand, en réalité, c’est une âme qui gagne?
Montons nous aussi, vaincus par l’anxiété, insouciance de la gelée. Celle que, de lacet en lacet, dans le théâtre des solitudes alpines, nous voyons se dérouler, n’est pas une entreprise sportive: c’est l’histoire d’un homme; et c'est pour ça que cela nous intéresse.
Nous n’aimons pas les idoles: mais nous sommes proches du courageux à souffrir, à l’audacieux courage des hommes qui luttent. Fausto est un homme qui lutte dans l’heure la plus redoutable de sa vie. Hier il a dit: «C’est trop tard», dans un moment de méfiance.
Maintenant, il est là, dans la solitude désespérée de son effort, qui reprend son destin par la gorge. Les forces cruelles de la faiblesse, des années, des immanquables déceptions ne doivent pas gagner. Et comme ça ses merveilleux vingt ans ne sont pas encore échappés. Il est encore le plus fort de tous. C’était injuste de vendre dans les places et les cafés la peau de l’ours.
Trait du livre: Caro Coppi de Orio Vergani.
Luigi Giacobetti
Dobbiamo rendere davvero omaggio alle vittorie di Fausto Coppi, ricordare alcune affermazioni che il campionissimo ha rilasciate nel corso della sua prestigiosa carriera. A chi gli aveva chiesto quale fosse stata la più bella vittoria a cronometro, Coppi aveva risposto: "oh, certamente quando ho vinto a Como, davanti a Koblet e per SOLI 15 secondi!". Al riguardo dei duelli con Bartali, la sua dichiarazione, autografa, pubblicata sulla rivista 'Lo Sport illustrato' del 12 aprile 1956, alla pagina 27, affermava: "la vittoria su Bartali che ricordo con più soddisfazione è stata quella del Giro d'Italia del 1947 quando sono riuscito a batterlo per 1'43".
La terza opinione, per fermarci qui, è stata pubblicata negli ultimi anni '50 dove Coppi, sostanzialmente, aveva detto che le sue più clamorose vittorie, ottenute con grande vantaggio e dopo lunghe fughe, non gli avevano mai detto granchè! Bè, mi sembra che le sue considerazioni siano davvero strepitose, degnissime del grande campione che è stato. Così, i successi più significativi, a detta di Coppi, sarebbero quelle che lo avevano visto vincitore, ma con distacchi contenuti: 1'43" davanti a Bartali nel 1947. 1'27" su Bobet nel, particolare, giro del 1951 e 1'29" su Koblet nel 1953. E poi nell'inseguimento ricordiamo i suoi duelli con il prestigioso Schulte, terminati per 3 a 2 a favore nel nostro Fausto. Non aggiungo altro se non l'invito a riconsiderare la carriera di Coppi partendo dal suo pensiero riguardante il senso delle vittorie: bisogna battere gente di prestigio e che sia stata in forma!