Nadat hij in 1997 de klimkoers in Guadarrama (Puerto de los Leones) had gewonnen, moest hij in 1998 Abraham Olano aan de eindzege in de Vuelta helpen. Het was dan ook dankzij Beltran dat zijn kopman de ronde won. Op zowat elke col moest Beltran op kop sleuren van het groepje Olano om de schade te beperken, zodat Abraham het verschil kon maken met de klimmers in de twee lange tijdritten.
Zo veroverde Jimenez de amarillo-leiderstrui in de laatste bergrit over vier cols, waaronder de slotklim naar de Navacerrada, maar speelde die daags nadien in de voorlaatste etappe, een tijdrit over zowat 40 kilometer, weer kwijt aan Olano.
Een jaar later reed Olano echter voor Once zodat Beltran zijn eigen kans mocht gaan in de Vuelta, nadat hij op zeer knappe wijze de Ronde van Catalonië had gewonnen. In de 8e etappe naar de top van Alto de l'Angliru eindigde hij 4e, in de overige bergetappes reed hij zich naar een 6e plaats in het eindklassement.
In 2000 verhuisde hij naar Mapei, waar hij in de Tour een vrije rol kreeg. Beltran stond lange tijd op de tiende plaats in het klassement, maar in de laatste tijdrit werd hij een plaatsje teruggezet door zijn ploegmaat Daniele Nardello. In de Vuelta moest hij in dienst van kopman Tonkov rijden. Beltran reed echter meer voor zijn eigen kansen, stond lange tijd rond de vijfde plaats, 1 seconde achter Tonkov, maar startte niet meer in de voorlaatste etappe naar de Alto de Abantos. De reden was ziekte, nadat hij op de Angliru een verschrikkelijke klap had gekregen.
In 2001 reed hij een sterke Ronde van Romandië, als voorbereiding op de Giro, waarin hij als meesterknecht van Stefano Garzelli moest rijden. Garzelli viel echter door de mand en ook Beltran gaf op. In de Vuelta was het ook al niet veel soeps.
Tom Vandenbussche