Italo Zilioli, de triestige kampioen, was een aas in het wielrennen in de jaren 60 en 70. De dominerende jaren als die van Mercks, Gimondi, Adorni, en Poulidor. Minder robuust als deze, maar hij had zijden spieren en een ongelooflijk tactisch geduld. Meerdere keren behaalde hij ereplaatsen in de rittenwedstrijden, waar hij ongetwijfeld zijn waarde liet zien. Hij was enorm sterk tegen de klok, daar waar de concentratie heel hoog moet zijn, maar hij kon de kracht en de energie goed verdelen tijden beklimmingen. Een compleet kampioen, en zeer goed in de ploegtactiek. Hij kon heel elegant de tegenstand van zich af schudden. Hij huilde makkelijk en bij elke overwinning kwamen de tranen hem zo in de ogen.
Antonio Giancane
Op de fiets leek hij de dubbelganger van Coppi. Bij zijn debuut meldde hij zich trouwens als de opvolger van de "campionissimo". Hij was talentrijk en veelzijdig en schitterde vooral in de rittenkoersen. In 1964, toen Anquetil zijn tweede Giro won, wierp hij zich op als de felste tegenstander van de Fransman. Hij schoot slechts 1'22" tekort. Ook in 1965 en 1966 werd hij tweede, achter Adorni en Motta. Hij scheen toen over zijn hoogtepunt heen maar als ploegmaat van Merckx droeg hij in de tour 1970 gedurende vier dagen de gele trui. Na zijn carrière werd hij een tijd lang ploegleider.
Geert Dessein